Hagen, heggen en knotbomen vormen belangrijke punt-, lijn,- en vlakvormige elementen binnen het landschap. Zij maken wezenlijk deel uit van het ecologisch netwerk en fungeren als verbindingsgebieden tussen grotere natuurgebieden.
Kleine landschapselementen (KLE) zoals houtkanten en struweel zijn mogelijke biotopen voor de argusvlinder en eikelmuis. Door een goed en aangepast beheer wordt vermeden dat deze elementen verder in de verdrukking raken en verdwijnen. Hun ecologische en landschappelijke waarde kan zo beschermd en nog versterkt worden.
Bermen vormen belangrijke groene verbindingen doorheen het landschap en zorgen voor een link tussen natuurgebieden. Op die manier raken grote eenheden natuur niet geïsoleerd en is genetische uitwisseling mogelijk. Het is ook het leefgebied van onze koestersoorten zoals de Sleedoornpage en Grasklokje.
Naast hun landschappelijke en cultuurhistorische waarde, hebben holle wegen een belangrijke ecologische functie. De plantengroei is zeer divers door de invloed van allerlei factoren: de bodemsamenstelling bovenaan een holle weg is anders dan beneden, het reliëf varieert, er is erosie aanwezig en elke holle weg heeft een specifiek microklimaat (warm-koud, zon-schaduw, droog-vochtig,..) Bij holle wegen zijn er verschillende etages in de beplanting terug te vinden. Dit wil zeggen dat er een bomenlaag, een struikenlaag, een kruidenlaag en een strooisellaag aanwezig is. Dit zorgt natuurlijk voor een schitterend leefklimaat voor de koestersoorten.
Een goed uitgekiende erosiebestrijding ondersteunt de bermvegetatie en de holle wegen en draagt bij tot het niet afspoelen van net bewerkte landbouwgrond